6. 50 Jaar PensioPlus: van bescheiden start tot cruciale gesprekspartner in het Belgische aanvullend pensioenlandschap

Hoe een kleine groep pioniers de 2e pensioenpijler hielp uitbouwen en waarom de toekomst nu cruciale keuzes vereist.

1975 was een cruciaal jaar voor de toekomst van de aanvullende pensioenen in België. In dat jaar dreigde de Controlewet, die de regulering van verzekeraars vastlegde, ook de pensioenfondsen onder dezelfde strikte regels te plaatsen. Maar pensioenfondsen waren (en zijn) geen verzekeringsinstellingen. Pensioenfondsen kennen een ander model, met een collectief oogmerk en zonder commerciële drijfveren.

Om de eigenheid van de sector te beschermen, besloten enkele visionairs de krachten te bundelen. Ze richtten de Belgische Vereniging van Pensioenfondsen (BVPF) op. Van een klein collectief met beperkte middelen maar een duidelijke missie, groeide deze organisatie de voorbije vijftig jaar uit tot een spilfiguur in het Belgische landschap van de aanvullende pensioenen: PensioPlus.

Naar een erkenning van de sector

De eerste jaren stonden volledig in het teken van erkenning. Pensioenfondsen moesten zich bewijzen als volwaardige spelers binnen de 2e pijler, naast de commerciële verzekeringsoplossingen. Door strategisch lobbywerk en volharding slaagde PensioPlus erin om een apart wetgevend kader af te dwingen. Deze overwinning zou mee de toekomst van de sector bepalen.

“PensioPlus zorgde mee voor de bewustwording van de rol van aanvullende pensioenen in onze samenleving”.

In die beginjaren groeide de vereniging traag maar gestaag, met een kleine kern van pioniers die hun kennis en expertise deelden om de belangen van de pensioenfondsen te verdedigen.

Heel wat verwezenlijkingen

Vanaf de jaren ’80 begon de sector aan een bredere expansie.

PensioPlus verdedigde met succes het concept van multi-inrichter pensioenfondsen. Hoewel dit model in de jaren ‘90 verboden dreigde te worden, kreeg deze structuur toch een wettelijke basis. Later werd ook de mogelijkheid voorzien voor meerdere bedrijven zonder economische band om samen een pensioenfonds op te richten.

“PensioPlus heeft mee het thema “gedemocratiseerd”, en is telkens met de trend meegegaan, bv. door het opnemen van sectorale fondsen, de publieke sector, de multi-employers.”

Tegelijkertijd onderging de sector een diepgaande transformatie. Het klassieke defined benefit-model, waarin werkgevers een gegarandeerd pensioen beloofden, moest steeds vaker plaatsmaken voor defined contribution, waarbij de uiteindelijke pensioenuitkering meer afhankelijk werd van de beleggingsprestaties. Dit zorgde voor nieuwe onzekerheden en uitdagingen, vooral in een context van stijgende inflatie en een verhoogde focus op koopkrachtbehoud.

PensioPlus als spreekbuis van de sector

De jaren 2000 luidden een nieuwe fase van verdere professionalisering in. De sector groeide in omvang en impact, en PensioPlus evolueerde mee. Van een organisatie met aanvankelijk een eerder bescheiden ondersteuningsstructuur, evolueerde PensioPlus tot een onmisbare gesprekspartner voor beleidsmakers en sociale partners.

“PensioPlus heeft ervoor gezorgd dat pensioenfondsen in België een echte vertegenwoordiging hebben en een stem in het pensioendebat. Door de professionele organisatie ontstaat een constructieve dialoog tussen de verschillende stakeholders.”

De opkomst van sectorale pensioenfondsen veranderde het landschap grondig. Waar voorheen vooral grote ondernemingen pensioenfondsen oprichtten voor hun personeel, ontstond nu de mogelijkheid om op sectorniveau aanvullende pensioenplannen te organiseren. Werknemers uit sectoren zoals de metaal, de bouw en de non-profitsector, die voordien geen toegang hadden tot een aanvullend pensioen, konden hierdoor collectief genieten van de voordelen van de 2e pijler. Deze evolutie zette de vereniging ook aan tot een naamswijziging: voortaan ging ze als de “Belgische Vereniging van PensioenInstellingen” (BVPI) door het leven.

De invoering van IORP I-richtlijn in 2003 betekende een mijlpaal voor de regulering van pensioenfondsen binnen de EU. Deze richtlijn wilde een geharmoniseerd prudentieel kader creëren voor pensioenfondsen, met een sterke focus op financiële stabiliteit en grensoverschrijdende activiteiten. Kernprincipes waren de toepassing van het prudent person-beginsel, vereisten rond governance en transparantie, en de bescherming van aangeslotenen.

Steeds meer eigen regelgeving

België zette  IORP I om in nationale wetgeving via de Wet op de Instellingen voor Bedrijfspensioenvoorziening (WIBP) van 27 oktober 2006. Dit was een cruciale stap voor de Belgische pensioenfondsen: vanaf toen konden zij bogen op een solide juridische basis om zich verder te ontwikkelen. De WIBP introduceerde het Organisme voor de Financiering van Pensioenen (OFP) als specifieke rechtsvorm ter vervanging van de VZW. Dit bood pensioenfondsen meer flexibiliteit en bescherming.

Tegelijk legde de Belgische wetgeving strikte vereisten op rond governance en risicobeheer. Pensioenfondsen moesten niet alleen transparanter rapporteren, maar ook een duidelijke interne controle en een passend risicomanagementbeleid implementeren. En ze werden onderworpen aan een aparte toezichthouder: de FSMA (toen nog CBFA) kreeg de verantwoordelijkheid over het prudentieel toezicht.

De financiële crisis van 2008 bracht een nieuwe uitdaging met zich mee. De verhoogde risicoperceptie bij beleidsmakers leidde tot een stroom aan nieuwe regelgeving, waardoor de administratieve en juridische druk op pensioenfondsen exponentieel toenam. Kleine fondsen verdwenen, terwijl sectorale en multi-inrichterfondsen aan belang wonnen.

Een sector in evolutie

De sector begon zich ook steeds meer te richten op duurzaam beleggen en ESG-criteria. Daardoor kregen pensioenfondsen niet alleen een economische, maar ook een maatschappelijke rol. PensioPlus bleef expertise aanreiken en beleidsmakers begeleiden in de uitwerking van evenwichtige regelgeving en speelde daardoor een cruciale rol in deze ontwikkelingen.

“PensioPlus is voor ons de liaison tussen enerzijds de pensioenfondsen en veelal de overheid, in de ruimste betekenis, en ook tussen de pensioenfondsen onderling.”

Met de komst van IORP II in 2016 werd het prudentieel kader verder verfijnd, met een nog grotere nadruk op governance, ESG-risico’s en transparantie. België moest de nationale wetgeving opnieuw aanpassen, wat in 2019 resulteerde in bijkomende verplichtingen rond risicobeheer en deelnemerscommunicatie.

De introductie van pan-Europese pensioenfondsen bood perspectieven, maar de complexiteit van de nationale sociale wetgeving hield de groei van deze structuren tegen. Ondertussen werd de rol van technologie en data-analyse steeds belangrijker in het beheer van pensioenfondsen, waardoor de sector ingrijpend veranderde.

Een groeiende organisatie, klaar voor de toekomst

In 2025, op de vijftigste verjaardag van PensioPlus, staat de organisatie sterker dan ooit. Waar in de beginjaren een klein team de sector vertegenwoordigde, is PensioPlus vandaag een professionele en strategische partner voor 94 pensioenfondsen, 5 sectorale inrichters en 56 toegetreden leden. De 2e pensioenpijler is intussen uitgegroeid tot een fundamenteel onderdeel van het Belgische pensioenstelsel, en de plannen van de nieuwe federale regering wijzen op een verdere versterking ervan. Maar de toekomst brengt nieuwe uitdagingen. De vraag naar een stabiel en voorspelbaar aanvullend pensioen wordt steeds urgenter, terwijl de sociale en economische context razendsnel evolueert.

PensioPlus blijft zich inzetten om de belangen van de sector te behartigen en de 2e pijler verder uit te bouwen. De komende decennia zullen cruciaal zijn om aanvullende pensioenen niet alleen te verbreden naar zelfstandigen en de publieke sector, maar ook om ze structureel te verankeren in een duurzaam en stabiel pensioensysteem.

Vijftig jaar geleden vocht PensioPlus voor erkenning. Vandaag staat de organisatie voor een nieuwe uitdaging: bouwen aan een toekomstbestendig pensioenstelsel waarin solidariteit, duurzaamheid en stabiliteit centraal staan.